Individuele coaching

Individuele coaching via het GROW-model

Individuele coaching wordt gezien als een specifieke vorm van professioneel begeleiden.
Die begeleiding richt zich op vooraf expliciet geformuleerde specifieke doelen, die samengehangen met het verbeteren of het veranderen van het werkgedrag van de gecoachte. Het uiteindelijke doel van coachen is zelfsturing. De begeleiding is erop gericht uiteindelijk de gecoachte zelf sturing te laten geven aan het omzetten van bedoelingen in adequaat handelen.
De persoonlijke ontwikkeling wordt middels coaching gestimuleerd. Daarom kunnen de afspraken uit een POP (Persoonlijk Ontwikkelings Plan) een prima uitgangspunt zijn.

Bij de coaching gaat de aandacht primair naar de werksituatie en de verbetering daarvan. Hierbij kunnen we gebruik maken van competenties als feedback, communicatieve vaardigheden, loopbaanperspectief, levens-, leer- en werkbiografie, leiderschapsstijl, doceerstijl, omgaan met conflicten, kernkwaliteiten, valkuilen en uitdagingen.

Eėn van de bekendste individuele coachingsmethodieken is de GROW methodiek. Deze klassieke methodiek kenmerkt zich door zijn transparantie en biedt concrete handvatten bij het stellen van vragen. GROW staat voor Goals, Reality, Options en Will ( of Wrap Up).
Het model reikt voor ieder fase van het coachingstraject een aantal vragen aan:

1.     Goals        : Coach en gecoachte besluiten samen welk onderwerp aan de orde komt. Vaststellen van de coachingsvraag, maar ook: wat is de vraag achter de vraag?
2.     Reality      : De gecoachte evalueert met de coach de actuele situatie. Wat heeft de gecoachte reeds ondernomen?
3.     Options    : De verschillende mogelijkheden om de situatie te veranderen en/of verbeteren worden besproken. Keuzes worden door de gecoachte gemaakt.
4.     Will           : Wat gaat de gecoachte daadwerkelijk doen? Hoe worden de kansen ingeschat?

 Methoden en technieken:

Veel methoden, technieken en oefeningen op het gebied van coaching zijn voortgekomen uit de therapeutische hoek. Enkele daarvan zijn prima te gebruiken zonder dat ze direct “therapeutisch” overkomen.
Een paar voorbeelden:

-      Reflecteren: De coach herhaalt de kern van wat de gecoachte gezegd heeft (zonder er iets aan toe te voegen) . Door de herhaling kan de gecoachte nagaan hoe zijn verhaal overgekomen is en wordt de betekenis ervan duidelijker.
-      Instrueren: Dit betreft kennisoverdracht; de coach weet precies hoe het in elkaar zit en het heeft weinig zin de gecoachte veel zelf uit te laten zoeken.
Voorbeeld: De coach heeft ruime ervaring als projectmanager en de gecoachte is een onervaren projectmanager. De gecoachte zoekt tips om verder te kunnen met een bepaald onderdeel.
-      Confronteren/spiegelen: Bij het confronteren wordt de gecoachte een spiegel voorgehouden om op een oordeelsvrije wijze te worden geconfronteerd met het eigen gedrag. Wat de gecoachte met dit beeld doet is aan hem/haar zelf.
-      Reactief en pro-actief: Coaching kan reactief en pro-actief ingezet gaan worden. Over reactief coachen praten we als de gecoachte ( of de omgeving van de gecoachte, zoals manager, directeur) vindt dat hij/zij niet naar behoren presteert. Er is een probleem in het functioneren van de gecoachte.
Pro-actief coachen heeft juist tot doel problemen in het functioneren te voorkomen

Welke methode en technieken gebruikt worden is afhankelijk van de persoonlijkheid van de coach en de situatie waarop de gecoachte wil worden gecoacht.

Coachen moet niet verwisseld worden met supervisie. Daar waar binnen het begeleidingsspectrum coachen zich richt op capaciteiten, gedrag en overtuigingen ( wat vind ik?), gaat supervisie dieper en richt zich naast overtuigingen ook op identiteit (wie ben ik of denk ik te zijn?).